smoezelen

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  smoezelen    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• smoe·ze·len

Woordherkomst en -opbouw

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
smoezelen	smoezelde	gesmoezeld
zwak -d	volledig

Werkwoord

smoezelen

1. onovergankelijk gedempt praten
2. vuil maken, kreukelen

Synoniemen

• [1] fluisteren, smoezen

Hyponiemen

• besmoezelen

Afgeleide begrippen

• smoezelig

Vertalingen

    1.   

Engels: whisper (en)

Spaans: cuchichear (es)

Gangbaarheid

• Het woord smoezelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "smoezelen" herkend door:

89 %	van de Nederlanders;
78 %	van de Vlamingen.