timp
Uiterlijk
Niet te verwarren met: timp., Timp |
- timp
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | timp | timpen |
verkleinwoord | timpje | timpjes |
de timp m
- (voeding) broodje in de vorm van een langwerpige ruit of ovaal
- Onze timpen zijn verwante broodjes, die eveneens een scheenbeenbrood voorstellen; in vroeger tijd vertoonden de uiteinden ook twee knobbels. (…) thans is de timp, met krenten gebakken, een feestgebak met Kerstmis o.a. te Rotterdam. [3]
- (verouderd) uiteinde dat in een punt uitloopt
- [1] bakkerstimp
- [1] botertimpje
- [1] dronkemanstimp
- [1] kersttimp
- [1] krententimp
- [1] oordjestimpje
- [1] roggentimp
- [1] timpenbrij
- [1] timpenbrood
- [1] timpjesbroodje
- [1] timpjesdeeg
- [1] timpstoetje
- [1] weitentimp
- [2] timpel
- [2] timpen
- [2] intimpe
- [2] keuveltimp
- [2] timpstreep
- Het woord timp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "timp" herkend door:
25 % | van de Nederlanders; |
12 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ timp op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Graft, C.C. van de"De duivekater" in: Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. jrg. 34 deel 68 nr. 12 (december 1924) Elsevier, Amsterdam; p. 380; geraadpleegd 2019-11-18
- ↑ Francq van Berkhey, J. leNatuurlyke historie van Holland. Deel 5. (1805) P.H. Trap, Leiden; p. 418; geraadpleegd 2019-11-18
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Voeding in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 25 %
- Prevalentie Vlaanderen 12 %