trekbal
Uiterlijk
- trek·bal
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trekbal | trekballen |
verkleinwoord |
de trekbal m
- bal die achterwaarts in de richting van het vijandelijke doel wordt geschoten
- Herinneringen aan de monsterzege van twee weken geleden kwamen even bovendrijven bij een deel van de Grolse aanhang, maar zover kwam het dit keer niet. Een trekbal van Daan van de Ven werd door Dennis Aertz via de onderkant van de lat ingeschoten: 2-2. [2]
- Niet bij een doeltrap, niet bij een ingooi, niet bij een corner, niet bij trekbal, niet bij een scheidsrechtersbal, niet bij een actie vanaf eigen helft, niet als de bal van de tegenstander komt. Het toestaan van niet hinderlijk buitenspel staan, heeft het spel voor een verdediger alleen maar moeilijker gemaakt.” [3]
- soort stoot bij het biljarten
- spel waarbij twee spelers met twee touwen een bal op-en-neer laten schieten
- Het woord trekbal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "trekbal" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia Loes Schutte 04-10-10 Grol kan niet nog eens stunten
- ↑ De Telegraaf 20 jan. 2017 ’Grote Oranje gebruikte buitenspel om aan te vallen’
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be