uitdraai
Uiterlijk
- uit·draai
- In de betekenis van ‘papierafdruk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1975 [1]
vervoeging van |
---|
uitdraaien |
uitdraai
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitdraaien
- ... dat ik uitdraai.
- Het woord uitdraai staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitdraai" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "uitdraai" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be