victorie
Uiterlijk
- vic·to·rie
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘overwinning’ voor het eerst aangetroffen in 1470 [1]
- van het Latijn [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | victorie | victories |
verkleinwoord | victorietje | victorietjes |
de victorie v
- overwinning, zege
- Van Alkmaar begint de victorie: Tijdens de 80 jarige oorlog was Alkmaar de eerste stad die succesvol de Spanjaarden wist te weerstaan
- Het woord victorie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "victorie" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "victorie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ victorie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be