vont

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  vont    (hulp, bestand)
• IPA: / vɔnt / (1 lettergreep)

Woordafbreking

• vont

Woordherkomst en -opbouw

• Ontleend aan middeleeuws (kerkelijk) Latijn fons “bron”.

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	vont	vonten
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

de vont v / m

1. (religie) bekken (op voetstuk), bestemd voor het gewijde doopwater, doopvont

Verwante begrippen

• kom

Hyponiemen

• doopvont

Vertalingen

    zie doopvont   

Gangbaarheid

• Het woord vont staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vont" herkend door:

26 %	van de Nederlanders;
29 %	van de Vlamingen.

Frans

Werkwoord

vont

1. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd van aller