wish
Uiterlijk
- Afkomstig van het Oudengelse wyscan.
enkelvoud | meervoud |
---|---|
wish | wishes |
wish
- wens
- «It was Jim's wish to be buried in Amsterdam.»
- Het was Jims wens om in Amsterdam begraven te worden.
- «It was Jim's wish to be buried in Amsterdam.»
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to wish |
he/she/it | wishes |
verleden tijd | wished |
voltooid deelwoord |
wished |
onvoltooid deelwoord |
wishing |
gebiedende wijs | wish |
wish
- wish for
overgankelijk wensen voor