zwin
Uiterlijk
- zwin
- In de betekenis van ‘kreek’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1028 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwin | zwinnen |
verkleinwoord | zwinnetje | zwinnetjes |
het zwin o
- een verdieping in het zand van het strand evenwijdig aan de kust
- Bij eb spelen kinderen vaak in het lauwe water van een zwin.
- Het woord zwin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zwin" herkend door:
41 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "zwin" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be