voor
- Geluid: voor (hulp, bestand)
- IPA: / vor / (1 lettergreep)
- IPA: /vor/ (klemtoonhomogram) zie Opmerkingen
- voor
- In de betekenis van ‘voorzetsel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
|
|
- In de betekenis van ‘ploegsnede’ zie vore
voor [2]
- dichterbij dan (gezien vanaf de spreker of anderszins)
- Er hangen wolken voor de zon.
- aan de voorkant
- Bob hangt iedere avond uren voor de televisie.
- Piet parkeert zijn auto voor de winkel.
- eerder komend in de bewegingsrichting
- Je moet voor de kerk linksaf slaan.
- eerder in tijd
- We moeten boodschappen doen voor sluitingstijd.
- eerder in volgorde
- De K komt voor de L in het alfabet.
- eerder in rangorde
- Toen stond PSV voor Ajax en Feyenoord in de eredivisie.
- ten behoeve van, ten gunste van
- Hij geeft cursussen voor beginners en gevorderden.
- Kunt u dit voor mij inpakken?
- ▸ Het creëren van een slaapplek voor zeven personen viel nog niet mee.[3]
- eens met, positief tegenover, ten gunste van, pro
- De meerderheid stemde voor haar benoeming.
- wat betreft, met betrekking tot, aangaande
- Hij is bang voor muizen.
- Yolanda kreeg een tien voor taal.
- tegen de prijs van, ten bedrage van, tegen
- Bij ons krijgt u twee bossen rozen voor 10 euro.
- Ik ruilde met de buurjongen tien knikkers voor een bal.
- in plaats van, ter vervanging van
- Voor jou tien anderen! schreeuwde de ontevreden werkgever.
- lijkend op, beschouwd als
- De overvallers lieten het slachtoffer voor dood liggen.
- Ik hield die man in uniform ten onrechte voor de portier.
- [3] eerder dan
- [4] eerder dan
- [5] eerder dan
- [6] hoger dan
- [7] ten behoeve van, (vaak kan dit 'voor' worden weggelaten)
- [8] ten gunste van
- [10] tegen
- [11] in plaats van
- [1] voor de hand liggen (zie: hand)
- [4] de kost gaat voor de baat uit
- [6] de zaak gaat voor het meisje
- [9] als de dood zijn voor
- [9] de mens is voor de mens een mens
- [4] voor het zingen de kerk uit
- [10] voor een appel en een ei
- [10] voor zover
- [12] wat voor
1. dichterbij dan
|
4. eerder in tijd
|
|
7. ten behoeve van, ten gunste van
voor
- onderschikkend: voordat, aleer, eerder in tijd dan
- Voor hij het doorhad, ging het al mis.
- Je mag geen auto rijden voor je achttien bent.
vnw. bijw. | ||
---|---|---|
voorzetselbijwoord | voor | |
persoonlijk | ervoor | |
aanwijz. | nabij | hiervoor |
veraf | daarvoor | |
vragend/betrekk. | waarvoor |
voor
- aan de voorkant
- Zijn huis had voor en achter een grote tuin.
- (predicatief) eens, positief
- Of je nou voor of tegen bent, geef in ieder geval je mening.
- bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
- voorbehandelen: De schilder behandelde het hout voor met beits.
- prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord
- ervoor: Hij gaat er morgen de bak voor in.
- daarvoor, dwarsvoor, ervoor, hiervoor, linksvoor, middenvoor, midvoor, rechtsvoor, waarvoor, watervoor, wat voor
- [1] dames gaan voor
- Centraal Bureau voor de Statistiek
- Europese Hof voor de Rechten van de Mens
- Instituut voor de Nederlandse Taal
- Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
- Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa
als voorzetsel, voegwoord of bijwoord
|
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voor | voors |
verkleinwoord | - | - |
het voor o
- positief argument of positieve kant
- Het tegen kreeg meer aandacht dan het voor.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voor | voren |
verkleinwoord | voortje | voortjes |
- (landbouw) lange, smalle en ondiepe insnijding in een akker, gewoonlijk door een ploeg aangebracht
- Hij zaaide graan in de voren.
- Er waren diepe voren in de grond te zien, alsof een reus met een enorm groot mes de aarde had opengesneden om eens te kijken wat erin zat. [5]
- vore (uitspraakvariant)
1. ploegsnede
- "Voor" kan geen klemtoon krijgen wanneer het als voorzetsel of bijwoord geen plaats, tijd of stellingname aangeeft, maar meer een abstracte betrekking (Voorzetsel [7], [9]-[11] en Bijwoord [4]). De klemtoon kan de tegenstelling met een ander zinsdeel te laten zien, of het verschil met een andere betekenis van "voor". Met klemtoon is de schrijfwijze vóór, dus met klemtoontekens op beide o's.
- Je moet vóór het huis parkeren, niet ernaast.
- Hij houdt niet zo van vliegreizen, maar toen we naar Bali konden, was hij vóór.
- Je moet de tekst controleren vóór je hem publiceert.
- Zij wou een verlovingsring vóór haar verjaardag (= op een tijdstip eerder dan haar verjaardag)
- Zij wou een verlovingsring voor haar verjaardag (= als cadeau met haar verjaardag)
- Hij ging er vóór liggen. (= hij keerde zich ertegen)
- Hij ging er voor liggen. (= hij nam daartoe een liggende houding aan)
- Hij ging ervoor liggen. (= hij legde zich aan de voorkant daarvan neer)
- Het woord voor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "voor" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ "voor" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Herzen, FrankDe zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 28
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be