iebel

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  iebel    (hulp, bestand)
• IPA: /ˈibəl/

Woordafbreking

• ie·bel

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Jiddisch, in de betekenis van ‘naar, kregel’ voor het eerst aangetroffen in 1961
• Herkomst: Jiddisj

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	iebel	iebeler	iebelst
verbogen	iebele	iebelere	iebelste
partitief	iebels	iebelers	-

Bijvoeglijk naamwoord

iebel

1. (Jiddisch-Hebreeuws) naar, misselijk
2. (Jiddisch-Hebreeuws) kregel

Schrijfwijzen

• ibbel

Gangbaarheid

• Het woord iebel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "iebel" herkend door:

51 %	van de Nederlanders;
10 %	van de Vlamingen.