populist
Uiterlijk
- po·pu·list
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | populist | populisten |
verkleinwoord | populistje | populistjes |
het populist o
- (politiek), (scheldwoord) een politicus voor wie de tegenstelling tussen „het volk” en „de elite” leidend is en die beweert voor het volk te spreken
- De politicus werd beschuldigd een populist te zijn toen hij gemaakte afspraken niet waar kon maken.
- Vijftien jaar na het aan de macht komen van een populistische leider valt het bbp per hoofd van de bevolking gemiddeld 10 procent lager uit, vergeleken met een door de onderzoekers bedacht scenario waarin er géén populist had geregeerd. Slechts enkele, onder wie de Boliviaan Evo Morales, deden het bovenmatig goed.[1]
- Het woord populist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "populist" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ www.nrc.nl (3 apr 2024)
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -ist in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Politiek in het Nederlands
- Scheldwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 95 %
- Prevalentie Vlaanderen 96 %