prime

Nederlands

Van het Latijnse primus: 'eerste'

de prime v

(muziek) de eerste toon van een diatonische toonladder
(muziek) een bijzonder interval waarbij er geen afstand naar een andere toon is, de prime is een opeenvolging of samenklank van twee dezelfde tonen
- Een prime heet overmatig als een van de tonen verhoogd is, bijv. c en cis.
(religie) een van de kleine kerkelijke getijden
- Bij de aanvang van het werk, met name in kloosters, wordt het officie van de prime gebeden.

1. prime

Het woord prime staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

76 %	van de Nederlanders;
78 %	van de Vlamingen.^[1]

Ontleend aan Middelfrans prime (uit Latijn primus “eerste, voornaamste”), aangetroffen sinds ca. 1400.

prime

prime

(historisch) het eerste uur van de dag, gerekend vanaf de zonsopgang
(religie) de kerkdienst, mis gehouden op het eerste uur van de dag
(muziek) prime, de eerste noot van een toonladder
het eerste, vroegste van iets
(sport) de eerste positie, basispositie (bijv. van schermen, zwaardvechten)
(wiskunde) priemgetal
(kaartspel) een hand van 4 kaarten van verschillende kleuren
(wiskunde) het typografische symbool ' dat seconden, graden en (translatie) afleidingen aangeeft.
(eenheid) het typografische symbool ' dat de foot (Engelse voet= 30,48 cm), inch (Engelse duim = 2,54 cm), aangeeft

prime v

(muziek): prime
(spreektaal) bon, bekeuring
«Ce chauffard d'un Joseph a chopé une prime.»
Die wegpiraat van een Joseph is op de bon gegaan. ^[2]

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	prime	primes
verkleinwoord	-	-

enkelvoud		meervoud
zonder lidwoord	met lidwoord	zonder lidwoord	met lidwoord
prime	la prime	sixtes	les sixtes