de zakdoek zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ˈzɑgduk ] Verbuigingen: zakdoeken (meerv.) kleine vierkante doek om je neus in te snuiten of je tranen mee af te drogen Voorbeelden: 'een pakje papieren zakdoekjes' , 'een knoop in je zakdoek leggen zodat je iets niet vergeet' zakdoekje leggen (bepaald kinderspel in een kring) Synoniemen: snotlap... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/zakdoek
relatief kleine, vierkante doek die gebruikt wordt om er de neus in te snuiten of om iets mee schoon te vegen; doekje voor snuiten of schoonvegen Gevonden op https://anw.ivdnt.org/article/zakdoek